
Hildegard Pelzer
Een kleine twintig jaar geleden schreef ik samen met een bestuurder een opiniestuk met deze titel. De respons was nihil. Nu vindt deze titel wellicht een grotere voedingsbodem. In vele governancecodes voor maatschappelijke organisaties heeft het borgen van de maatschappelijke doelstelling een centrale plaats gekregen.
Toezichthouders zijn zich doorgaans bewust van hun verantwoordelijkheid. Het in praktijk brengen van het maatschappelijk gewetensvolle toezicht is best lastig.
Wat zijn maatschappelijk gezien de goede keuzen? Wat willen de belanghebbenden? Hoe komen we achter de behoeften en wensen van degenen die een minder sterke stem hebben, zoals mensen met een ernstige verstandelijke beperking? Hoe wegen we tegenstrijdige belangen af, bijvoorbeeld van statushouders en Nederlanders die al lang op de wachtlijst van de woningcorporatie staan? Je zou verwachten dat deze lastige vragen veel tijd en aandacht van de RvT vragen. Toch zie ik dat vaak niet terug op de agenda’s en in de notulen van RvT-vergaderingen.
Wat doen bij interne onenigheid over keuzen? Toezichthouders kunnen vanuit hun eigen opvatting en eigen maatschappelijke geweten tot verschillende keuzen komen. Hoe ga je daarmee om?
Ervan uitgaande dat het bestuur het primaat heeft (de RvT keurt al dan niet goed), mag van toezichthouders worden gevraagd om ‘mee te gaan’ als zij een keuze voldoende vinden. Als zij zelf aan het roer zouden staan, zouden zij wellicht andere keuzen maken. Wat ‘voldoende’ is, is een persoonlijke gewetensvraag. Maar van de RvT mag ook worden verwacht dat hij de maatschappelijke ambities op een hoger pijl probeert te brengen. Een voorbeeld: de RvC vindt de huurverhoging te hoog en meent dat nog ruimte in de bedrijfsvoering en het vermogen zit. Hoeveel moeite doet de RvC om de bestuurder te bewegen die ruimte te benutten? Een ander voorbeeld: de studieresultaten van de ROC zijn zeer redelijk. Het CvB is tevreden, maar de RvT vindt dat het beter kan. Er is doorgaans weinig (markt)druk van buiten. Dat legt extra druk op het maatschappelijke geweten van de RvT.
Wat doen bij externe onenigheid over keuzen? De RvT heeft de plannen van de bestuurder goedgekeurd, maar er is weerstand van buiten. Bewoners verzetten zich tegen het ‘uitkleden’ van de ziekenhuislocatie in hun gemeente. Een woningcorporatie voert lastige gesprekken met de inspectie die meent dat de corporatie zich met haar activiteiten rondom kwetsbare huurders op de rand beweegt van wat de Woningwet toelaat.
Hier mag – zo is mijn stelling – van de toezichthouder worden verwacht dat hij kenbaar maakt deze keuzen na goed beraad goedgekeurd te hebben. Hier kan en moet de RvT zich ook naar buiten als het maatschappelijk geweten laten zien.
Nuchter blijven De RvT moet voorstellen van het bestuur toetsen met hart voor de maatschappelijke vraagstukken, maar ook nuchter en objectiverend. Dat geldt zeker bij maatschappelijk zeer bevlogen en idealistische bestuurders. De RvT moet tegenkracht durven te bieden tegen een “empathisch teveel” (titel van boek van Ignaas Devisch) en tegen de stroom in durven te gaan.
Het zijn juist deze uitdagingen voor het maatschappelijke geweten die het toezicht bij maatschappelijke organisaties zo interessant en belangrijk maken.